In Maastricht wordt veel nagedacht over het brein. En een van de gedachtes is dat je mythes hebt over het brein. Het interessante is dat het de vraag is wie bepaalt of iets een mythe is of niet. Immers, hoe bepaal je of iets waar of onwaar is? Dan kom je al gauw verstrikt te raken in discussies over hoe je bepaalt of iets waar is of niet. Gelukkig hebben veel mensen daar geen last van. Als een vlieg op de grond ligt en niet meer beweegt is ie gewoon niet levend meer, klaar.
Maar goed, ik vind het best een goed idee, hoor, om mythes te ontkrachten, want zoals daar staat, anders gaat het onderwijs uit van iets dat helemaal niet klopt, en ook al zei Piaget dit al zo in het midden van de vorige eeuw, dat het belangrijk is dat het onderwijs meer gebaseerd is op Wetenschap en minder op opinie, het blijft belangrijk om dit bewustzijn aan te wakkeren.
Let op dat waar je vanuit gaat wel klopt.
Maar in de praktijk is er best wel wil om te luisteren naar Wetenschappers en adviezen ervan te krijgen en liefst ook praktisch uitvoerbaar en voorgekauwd alstublieft, maar hoe moet dat als je tijd tekort komt omdat je tijdens je les en daarbuiten ellenlange formulieren moet invullen? en als het onderzoekpotje al snel op is, zodat je wel weet wat je met het ene kind zou kunnen doen, na het invullen van de formulieren en de sociaal-emotioneel belangrijke activiteiten, maar niet wat je met dat andere kind moet doen, waar je toch geen tijd meer voor hebt.
Dan maar voorrang geven aan de ouders die zowel in de oudderraad als de Rotary plaats hebben. Dat scheelt als je straks voor de volgende activiteit wat tekort komt.
En hoe je zoiets in een onderzoeksopzet naar de invloed naar de werking van het brein van het ene kind versus het ander wilt gieten, lijkt mij een absolute uitdaging.
Dit allemaal ter illustratie van het woord breinmythe.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment